Veiligheidsprocedures en onderhoudspunten voor lasrobots

1. Veiligheidsprocedures voorlasrobots
De veiligheidsvoorschriften voor lasrobots verwijzen naar een reeks specifieke stappen en voorzorgsmaatregelen die zijn geformuleerd om de persoonlijke veiligheid van operators, de normale werking van apparatuur en de soepele voortgang van het productieproces te garanderen bij het gebruik van lasrobots voor operaties.
De veiligheidsvoorschriften voor lasrobots omvatten hoofdzakelijk de volgende aspecten:
1. Voordat de robot begint te werken, moet deze worden geïnspecteerd om er zeker van te zijn dat er geen schade of lekkage in de kabelgoot en draden is; Is het ten strengste verboden om vuil, gereedschap enz. op het robotlichaam, de externe as, het pistoolreinigingsstation, de waterkoeler enz. te plaatsen; Is het ten strengste verboden voorwerpen die vloeistoffen bevatten (zoals waterflessen) op de schakelkast te plaatsen; Is er sprake van lekkage van lucht, water of elektriciteit; Is er geen schade aan de schroefdraad van het lasapparaat en is er geen afwijking aan de robot?
2. De robot kan alleen zonder alarm werken nadat hij is ingeschakeld. Na gebruik moet de lesbox op een daarvoor bestemde plaats worden geplaatst, uit de buurt van gebieden met hoge temperaturen, en niet in het werkgebied van de robot, om botsingen te voorkomen.
Controleer vóór gebruik of de spanning, luchtdruk en indicatielampjes normaal worden weergegeven, of de mal correct is en of het werkstuk correct is geïnstalleerd. Zorg ervoor dat u tijdens het gebruik werkkleding, handschoenen, schoenen en een veiligheidsbril draagt. De bestuurder moet voorzichtig te werk gaan om botsingsongevallen te voorkomen.
4. Als er tijdens het gebruik afwijkingen of storingen worden aangetroffen, moet de apparatuur onmiddellijk worden uitgeschakeld, moet de locatie worden beschermd en vervolgens worden gemeld voor reparatie. Ga pas na het uitschakelen het bedieningsgebied van de robot binnen voor afstelling of reparatie.
5. Controleer na het lassen van het voltooide onderdeel of er ongereinigde spatten of bramen in het mondstuk zitten en of de lasdraad gebogen is. Maak het indien nodig schoon. Houd de brandstofinjector bij het pistoolreinigingsstation vrij en de oliefles gevuld met olie.
6. Robotoperators moeten opgeleid en gecertificeerd zijn om te kunnen werken. Bij het betreden van de trainingslocatie dient men de instructies van de instructeur op te volgen, zich veilig te kleden, aandachtig te luisteren, zorgvuldig te observeren, het spelen en spelen ten strengste te verbieden en de locatie schoon en netjes te houden.
7. Ga voorzichtig en nauwgezet te werk om botsingsongevallen te voorkomen. Het is ten strengste verboden voor niet-professionals om het werkgebied van de robot te betreden.
8. Schakel na voltooiing van de werkzaamheden het luchtcircuitapparaat uit, schakel de stroomtoevoer naar de apparatuur uit en controleer of de apparatuur is gestopt voordat reiniging en onderhoud kunnen worden uitgevoerd.
Daarnaast zijn er enkele veiligheidsregels die moeten worden gevolgd, zoals operators die een professionele training moeten volgen en bekend moeten zijn met de meest elementaire veiligheidskennis van apparatuur; Zorg er bij het openen van de luchtklepschakelaar voor dat de luchtdruk binnen het gespecificeerde bereik ligt; Niet-verbonden personeel verbieden de robotwerkplek te betreden; Wanneer de apparatuur automatisch werkt, is het verboden het bewegingsbereik van de robot te benaderen, enz.
De bovenstaande informatie is alleen ter referentie. De specifieke veiligheidsprocedures kunnen variëren afhankelijk van het robotmodel, de gebruiksomgeving en andere factoren. Daarom is bij feitelijk gebruik degebruikershandleiding van de roboten veiligheidsprocedures moeten worden geraadpleegd, en de relevante voorschriften moeten strikt worden gevolgd.

zes-assige lasrobot (2)

2、Hoe robots te onderhouden
Het onderhoud van robots is van cruciaal belang om hun stabiele werking op de lange termijn te garanderen. Verschillende soorten robots (zoals industriële robots, servicerobots, huishoudelijke robots, enz.) kunnen verschillende onderhoudsstrategieën vereisen, maar hier volgen enkele algemene aanbevelingen voor robotonderhoud:
1. De handleiding lezen: Voordat u onderhoud uitvoert, moet u de gebruikershandleiding en de onderhoudsgids van de robot aandachtig lezen om de specifieke aanbevelingen en vereisten van de fabrikant te begrijpen.
2. Regelmatige inspectie: Voer regelmatig inspecties uit volgens de door de fabrikant aanbevolen cyclus, inclusief mechanische componenten, elektrische systemen, software, enz.
3. Reiniging: Houd de robot schoon en vermijd de ophoping van stof, vuil en puin, wat de prestaties en levensduur van de robot kan beïnvloeden. Veeg de buitenschaal en zichtbare delen voorzichtig af met een schone doek of een geschikt reinigingsmiddel.
4. Smering: smeer de bewegende delen indien nodig om slijtage te verminderen en een soepele beweging te behouden. Gebruik het door de fabrikant aanbevolen smeermiddel.
5. Onderhoud van de batterij: Als de robot batterijen gebruikt, zorg dan voor goed opladen en ontladen om overladen of ontladen te voorkomen, wat de batterijen kan beschadigen.
6. Software-updates: Controleer en installeer regelmatig software-updates om ervoor te zorgen dat de robot over het nieuwste besturingssysteem en beveiligingspatches beschikt.
7. Vervanging van onderdelen: Vervang versleten of beschadigde onderdelen tijdig om grotere problemen te voorkomen.
8. Omgevingscontrole: Zorg ervoor dat de temperatuur, vochtigheid en stofniveaus in de omgeving waar de robot werkt binnen het toegestane bereik liggen.
9. Professioneel onderhoud: Voor complexe robotsystemen kunnen regelmatige inspecties en onderhoud door professionele technici vereist zijn.
10. Vermijd misbruik: Zorg ervoor dat robots niet overmatig worden gebruikt of worden gebruikt voor niet-ontwerpdoeleinden, wat tot voortijdige slijtage kan leiden.
11. Operators trainen: Zorg ervoor dat alle operators de juiste training hebben gekregen over het correct gebruiken en onderhouden van robots.
12. Onderhoudsstatus vastleggen: Stel een onderhoudslogboek op om de datum, inhoud en eventuele problemen die tijdens elk onderhoud zijn aangetroffen, vast te leggen.
13. Noodprocedures: Ontwikkel en maak uzelf vertrouwd met de operationele procedures in noodsituaties, om snel te kunnen reageren in geval van problemen.
14. Opslag: Als de robot langere tijd niet wordt gebruikt, moet er passende opslag worden uitgevoerd volgens de instructies van de fabrikant om degradatie van onderdelen te voorkomen.
Door bovenstaande onderhoudsaanbevelingen op te volgen, kan de levensduur van de robot worden verlengd, kan de kans op storingen worden verkleind en kunnen de optimale prestaties behouden blijven. Houd er rekening mee dat de frequentie en specifieke onderhoudsstappen moeten worden aangepast aan het type en gebruik van de robot.


Posttijd: 22 maart 2024